(deze blog is ook gepubliceerd op www.reiskostenblog.nl)
Mobiliteitsbeleid en de vrije wil
De laatste jaren worden er diverse beleidsprogramma’s uitgevoerd waarin automobilisten worden aangespoord andere keuzes te maken. Het gaat dan met name om mensen die er vrijwillig voor kiezen iedere dag in de file te gaan staan.
De overheid probeert deze autoforenzen er van te overtuigen dat ze eigenlijk iets anders willen dan ze altijd dachten te willen. Dat klinkt best wel ingewikkeld. Het komt er op neer dat anderen beter weten wat deze mensen willen, dan zijzelf. Dat brengt mij bij de aloude discussie over het wel of niet bestaan van de vrije wil. Dit is iets waar filosofen en psychologen al eeuwen over steggelen: bestaat de vrije wil eigenlijk wel? Als anderen immers beter weten wat jij eigenlijk wilt en dat ook nog kunnen beïnvloeden, hoe vrij ben je dan nog om zelf te kiezen?
Wat filosofen er van vinden
Arthur Schopenhauer is duidelijk; hij ontkende het bestaan van een vrij wil. In zijn boek ‘De vrijheid van de wil’ illustreert hij zijn standpunt met een anekdote. Een man komt van zijn werk en bedenkt dat hij van alles zou kunnen gaan doen. Hij kan de stad in gaan, naar een club gaan, de kerktoren beklimmen om te kijken hoe de zon langzaam ondergaat, naar het theater gaan, een vriend verrassen met een bezoek of zelfs voorgoed de wijde wereld intrekken. Heerlijk die onbegrensde vrijheid, waarna hij net als elke dag gewoon naar huis gaat, naar zijn vrouw. Voor Schopenhauer het bewijs dat vrijheid een illusie is. De moderne versie van dit verhaal is de forens die beseft dat hij kan gaan fietsen, met de bus kan, nog even door kan werken om de file te vermijden, of misschien zelfs het moedige besluit neemt vanaf nu iedere week twee dagen thuis te werken. Maar in de waan van deze volledige vrijheid, gaat hij net als gisteren en de dagen daarvoor ook morgen en de dagen daarna weer op dezelfde tijd met de auto in de file staan.
Friedrich Nietzsche ziet ons doen en laten voortkomen uit een interne strijd tussen driften. Deze proberen elkaar te domineren. Klinkt misschien wat agressief, maar zo gek is het nog niet. We zitten namelijk af en toe nogal met ons zelf in de knoop. We willen gemakkelijk en comfortabel van huis naar werk, maar ook gezond zijn en bewegen. Daarbij kiezen we op rationele en emotionele gronden en soms zelfs intuïtief. We willen snel naar huis, maar ook veilig aankomen. Welke van deze motieven ‘wint’ bepaalt of we de gewaagde inhaalmanoeuvre er wel of niet komt. Ook zijn er veel mensen die met de auto naar de sportschool gaan en helemaal geen boodschap hebben aan de ogenschijnlijke tegenstelling die daarmee gepaard gaat. We rationaliseren er vrolijk op los en bedenken achteraf wel waarom we de dingen doen zoals we ze doen.
Volgens Jean-Paul Sartre is de mens ‘veroordeeld’ tot vrijheid, want eenmaal in de wereld geworpen, is hij verantwoordelijk voor alles wat hij doet en niet doet. Als je besluit iemand die hulp nodig heeft niet te helpen, is dat jouw keuze, maar het maakt je wel mede verantwoordelijk voor zijn lot. In de tijd van Sartre was dat misschien nog een beetje te overzien, in onze huidige wereld roept dat apocalyptische visioenen op. Wat hebben we allemaal niet op ons geweten door dingen niet te doen? Door niet aan alle goede doelen te geven zijn we dus verantwoordelijk voor alle ellende die daar mee gepaard gaat. Het doet mij denken aan de jaren 90 over ons uitstortte: wie auto reed, was persoonlijk verantwoordelijk voor de opwarming van de aarde. Brrr, daar krijg je het pas warm van.
De vrij wil en magere melk
Een meer actueel kijkje op de vrije wil krijgen we van de Amerikaanse filosoof Daniël Dennett. Hij beschrijft zijn visie aan de hand van een voorbeeld. Kijk eens naar deze drie situaties over een man die van volle melk houdt:
Situatie 1: Deze persoon gaat naar zijn huisarts en deze adviseert hem – in verband met zijn gezondheid- magere melk te drinken. In de supermarkt koopt hij magere melk in plaats van volle melk.
Situatie 2: In de supermarkt ziet deze persoon een pak magere melk met daarop afgebeeld een spannende foto van zijn favoriete fotomodel Doutzen Kroes. Hij koop magere melk in plaats van volle melk.
Situatie 3: In de supermarkt loop de persoon langs de zuivelafdeling, een geheime microchip in het pak van de magere melk beïnvloedt het keuzeproces in zijn hersenen. Hij koopt daardoor magere melk in plaats van volle melk.
Voor Dennett is er alleen in situatie 3 geen sprake van een vrije wil. In de andere gevallen werd zijn keuze inderdaad beïnvloed, maar bepaalde hij zelf bewust wat hij ging doen. Hij had daar ook anders kunnen kiezen.
Terug naar het mobiliteitsbeleid
De visie van Dernnett biedt aanknopingspunten voor het beïnvloeden van de vervoerwijzekeuze. De overheid neemt ofwel de rol van de dokter op zich uit situatieschets 1 en overtuigt de automobilist van de noodzaak van een andere keuze: Het is voor je eigen bestwil, ga fietsen want dat is gezond.
Of de overheid – en die rol neemt zij steeds vaker op zich – wordt net zo gehaaid als de marketeers in situatie 2 en bedenkt slimme marketingtrucs om argeloze automobilisten te verleiden. Dit heet dan ineens geen marketing maar nudging. Mensen worden geholpen makkelijke en ‘betere’ keuzes te maken, waarbij de overheid weliswaar stuurt maar mensen zelf de keuzevrijheid behouden. Moe van het beleren, aangekomen bij de grenzen van eindeloos belonen met geld en cadeau’s (IMMA) en verstrikt in eigen wet- en regelgeving, schakelt de overheid over op psychologie en marketing om zo de vrije wil van de reiziger in de gewenste richting bij te sturen.
De overheid heeft zo haar oordelen over de keuzes van de burger. In het woon-werkverkeer bijvoorbeeld is iedere keuze geoorloofd, maar is de keuze voor de auto toch de minst goede. Hoewel, als je in de daluren reist of in de spits via een ‘alternatieve route’, dan vindt de overheid jouw keuze voor de auto eigenlijk ook best goed. Maar dan weer niet via een route die je zelf kiest om een stukje van de file af te snijden, want dan heet het ‘sluipen’ en dat is weer niet zo goed. Onze ‘vrije’ wil wordt op de proef gesteld, zoveel is wel duidelijk.
Het vinden van de juiste motieven
Hoe vinden we nu uit wat mensen eigenlijk willen, als ze dat zelf al niet goed weten? Met die vraag houd ik me regelmatig bezig. Dat we weinig houvast vinden in de rationele keuzetheorie is al langer bekend. ‘Attitudes en normen’ blijken matige voorspellers van het uiteindelijke gedrag. Achterhalen wat mensen beweegt, is best lastig. Je kan er gewoon naar vragen natuurlijk, maar als je dan toch bij voorbaat eigenlijk al beter weet wat die ander zou moeten doen, wat zijn die antwoorden dan waard?
Gezondheid, geld- en tijdswinst, gemak, imago en sociale status, daar draait het om bij de keuze van een vervoerwijze. Omdat we weten dat dit de belangrijkste motieven zijn, gaan we forenzen hiermee overtuigen. Met het risico dat we mensen zo aanzetten tot keuzes die ze eerst helemaal niet wilden, wat natuurlijk niet strookt met het idee van een vrije wil.
De vrije wil van de eenzame fietser
Neem twee werknemers. Ze werken bij verschillende bedrijven. Beide wonen op korte afstand van hun werk maar staan iedere dag in de file. Zij zwichten voor deelname aan een project waarin zij gedurende twee maanden financieel beloond worden om naar hun werk te fietsen. Argument binnen het project is ‘fietsen is gezond’. Beide spreken bij aanvang duidelijk hun voorkeur voor de auto uit. Als na een maand de beloning stopt, blijft deelnemer 1 fietsen. Hij geeft aan de nodige druk van collega’s te ondervinden die al langer fietsen en als hij er naar gevraagd wordt geeft hij aan ‘zich misschien ook wel iets gezonder´ te voelen. Ook al blijft hij fietsen, de positieve kanten van zijn ‘autotijd’ ziet hij ook nog wel.
Deelnemer 2 stapt de dag nadat de beloning is weggevallen weer in zijn auto. Hij zegt “ik heb het geprobeerd, maar zoals ik al dacht vond ik het niks.” Binnen zijn bedrijf heerst geen enkele druk om te blijven fietsen en hij zegt zich na zijn fietsavontuur niet veel gezonder te voelen.
Hoe zit het nu met de vrije wil van deze deelnemers? Schopenhauer geeft ze op dat punt allebei weinig kans. Deelnemer 1 is een slaaf van zijn collega’s én het project, deelnemer 2 is de slaaf van zijn auto. Nietzsche zou deelnemer 2 het voordeel van de twijfel geven. Deelnemer 1 is in zijn optiek volop in een van buitenaf aangewakkerde interne strijd gewikkeld. Toegeven aan sociale druk, de intrinsieke voorkeur voor zijn auto en twijfels omtrent een betere gezondheid staan elkaar naar het leven. Deelnemer 1 komt er bij Sartre misschien wat beter af. Hij heeft de verantwoordelijkheid die hem is toegespeeld opgepakt.
Dernett spreekt bij beiden van een vrije wil. Allebei hadden ze in theorie immers ook een andere keuze kunnen maken. En hier kan de overheid goed mee uit de voeten. Bij het beïnvloeden van mobiliteitsgedrag hebben reizigers een vrije wil om zelf te blijven kiezen, al maakt de overheid sommige keuzen wat aantrekkelijker. Jammer is wel dat naar alle waarschijnlijkheid deelnemer 1 de spotlights haalt en deelnemer 2 als ‘lost case’ wordt beschouwd. Dat doet onze vrije wil dan weer geen recht.
Vast in het moeras
Al met al lijkt mijn zwerftocht langs de vrije wil en mobiliteitsbeleid te eindigen in een doodlopende straat. Als het ons lukt om de vervoerskeuzen van reizigers te sturen, kunnen we dan spreken van vrijwillige gedragsverandering? Bestaat vrijwillige gedragsverandering eigenlijk wel als er allerlei consequenties aan het gedrag worden verbonden en als voorlichtingscampagnes proberen je een richting op te duwen? Het voelt een beetje als de Baron von Münchhausen die zichzelf met paard en al uit het moeras probeert te trekken. Misschien moet je over sommige dingen ook maar gewoon niet al te diep willen nadenken.
Referenties
Dernett, D.C., 2003, De evolutie van de vrije wil, Uitgeverij Contact, Amsterdam.
RMO, 2014, De verleiding weerstaan, Grenzen aan beïnvloeding van gedrag door de overheid, Den Haag.
Schopenhauer, A., 2010, De vrijheid van de wil, vert. en van verklarende noten voorz. door Hans Driessen, Amsterdam: Wereldbibliotheek, (7e [herz.] dr.), Vert. van: Über die Freiheit des menslichen Willens, oorspr. uitgave: 1839.
Tertoolen, G., Swankhuisen, C. & Vree, R. de, 2013, Grip op Gedrag, Ministerie I&M, Den Haag.
Wieringa, J.P., 2011, Vrije Wil: onbestaande realiteit, Gestaltis, Groningen.
WRR, 2009, De menselijke beslisser, over de psychologie van keuze en gedrag, University Press, Amsterdam.