(deze blog is geschreven voor de rubriek ‘De Achteruitkijkspiegel’ in het vakblad Verkeerskunde)
Draagvlak voor betaald parkeren
Parkeren in de vorige eeuw
In 1996 schreef ik een artikel in Verkeerskunde over het verkrijgen van draagvlak voor betaald parkeren in Nederlandse steden. Enige weemoed bekruipt mij, terugdenkend aan een tijd waarin parkeermeters het straatbeeld bepaalden. Fraai waren ze overigens niet. Maar het was een tijd waarin mensen nog onaangenaam verrast waren als zij in de stad moesten betalen om hun auto kwijt te kunnen. Nu, 18 jaar later staat de wereld op zijn kop en zijn we juist aangenaam verrast als we bij een bezoek aan een stad eens een keertje niet hoeven te betalen.
Het mag wat kosten
Draagvlak, zo stelde ik in 1996 hoeft niet perse vooraf verkregen te worden. Vaak komt draagvlak pas na het invoeren van een maatregel; als men de voordelen ervan gaat ervaren. En dus is het draagvlak er gekomen. Nergens zijn immers enorme parkeerrellen uitgebroken of heerst complete parkeer-anarchie. We zij er niet blij mee, maar accepteren het wel dat parkeren geld kost.
En het mag wat kosten. Voor dit jaar wordt verwacht dat de Nederlandse gemeenten samen voor €660.000.000,- aan parkeergeld gaan binnen halen. Naar het wel of niet bestaan van bestuurlijk draagvlak hoeven we dan ook geen wilde gissingen of dure onderzoeken meer te doen. Voor een groot aantal steden vormen de parkeerinkomsten zo’n 10% van de totale heffingsopbrengsten. De meeste gemeenten kunnen niet eens meer zonder.
Koploper in cashen voor het stallen van de stalen ros – wie zal het verbazen? – is Amsterdam. Vastgoedbedrijf Colliers International heeft over de hele wereld parkeertarieven vergeleken en Amsterdam bleek de hoogste prijs te vragen: €50 voor één dag. Op een eervolle tweede plaats kwam Londen met een tarief van maar liefst €10 minder per dag.
Keuzevrijheid en rechtvaardigheid
‘Draagvlak voor betaald parkeren’ is mede ontstaan door het bieden van alternatieven. Keuzevrijheid is een belangrijk psychologisch goed, zelf al is het de keuze tussen twee kwaden. P+R -terreinen aan de rand van de stad bieden een reële mogelijkheid om aan exorbitante tarieven in de binnenstad te ontsnappen. Voor een klein bedrag kan men op zo’n P+R lange tijd parkeren. Busjes of leenfietsen zorgen voor het laatste stukje van de reis. Voor veel mensen een uitkomst. Anderen vinden het maar niks en willen zo dicht mogelijk bij hun bestemming kunnen komen met de auto. Zij zullen wat dieper in de buidel moeten tasten.
Keuzevrijheid en rechtvaardigheid. De economische wet dat wat schaars is ook duur is, zit inmiddels bij de meeste mensen wel tussen de oren. En ook ruimte kan schaars zijn, dat weten we als geen ander in dit dichtbevolkt land. Betalen dus maar weer. Alleen – zo zijn we dan ook wel weer – het moet wel zo eerlijk mogelijk verlopen. Wie 10 minuten parkeert, wil niet voor een uur moeten betalen. Betalen per minuut klinkt dan nog wel redelijk. Het neemt het gevoel van de grote melkkoe een klein beetje weg en dankzij het betalen per smartphone kan het makkelijk en eerlijk worden geregeld.
In zo’n 160 gemeenten in Nederland moet vandaag de dag betaald worden om te kunnen parkeren. Naar verwachting zullen dat er meer worden. De tarieven, u raadt het al, hebben naar alle waarschijnlijkheid hun plafond nog niet bereikt. Toch zijn er altijd gemeenten die tegen de stroom oproeien. Neem nou de gemeente Steenwijk. Recentelijk is daar in de gemeenteraad een pittige discussie losgebarsten om het parkeren in de binnenstad weer helemaal gratis te maken. Zo denkt men meer bezoekers te kunnen lokken op plekken waar dit niet vanzelf gaat. Zelfs voor die automobilisten onder ons waarbij ‘draagvlak voor betaald parkeren’ eigenlijk nooit echt wortel heeft geschoten, is er dus hoop. Al ben je dan wel aangewezen op de minder populaire plekjes. Je kan niet alles hebben.